gang
- gang
- In de betekenis van ‘loop, wijze van gaan’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1]
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘bende’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1931 [1]
- In de betekenis van ‘doorloop, overdekte weg’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1450 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gang | gangen |
verkleinwoord | gangetje | gangetjes |
8 | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | gang | gangs |
verkleinwoord |
de gang m
- (bouwkunde) lange, smalle doorloopruimte in een gebouw of ondergronds
- De gang op deze verdieping is zeer smal.
- (anatomie) een kanaal/buis in een lichaam
- Via de gehoorgang staat het trommelvlies in verbinding met de buitenlucht.
- (kookkunst) onderdeel van een maaltijd
- Amuse: velouté van aardpeer met THC (de belangrijkste psychoactieve stof in cannabis)
Eerste gang: zeebaars sashimi, grapefruit, gerookte avocado met vaporized mango cannabis
Tweede gang: gepocheerde wilde zalm met een korst van hennepzaad (zonder THC), venkel, schorseneer, bouillon van zoethout en Syrische wijnruit
Derde gang: bbq, geglazuurde varkenswangen, toasted gerst, spruiten, miso bouillon en Hollandia truffel (twee keer zo potent als veel andere soorten psychedelische truffels)
Dessert: gelaagde pure chocoladecake met coulis van gemengde bessen en Nepalese hasj
- Amuse: velouté van aardpeer met THC (de belangrijkste psychoactieve stof in cannabis)
- beweging, snelheid (ook (figuurlijk))
- We waren bekaf en konden niet meer op gang komen.
- (paardrijden) voortbewegingswijze van paarden
- In welke gang gaat het paard het snelst? In rengalop natuurlijk.
- het gaande zijn
- Het feest was in volle gang toen het licht uitviel.
- (afgelegde) weg
- Het was voor de rechercheur niet eenvoudig zijn gangen te volgen.
- Bende, komt van het Engels.
- Jef zit in een andere gang dan ons.
- (geologie) vulling van een spleet in een gesteente
- jaargang
- [1] galerij, kanaal(-tje), buis(-je), tunnel(-tje)
- [4] loop, dreef, vooruitgang, opschieten, snelheid, vaart, tempo
|
- [1] hal, (mijn-)schacht, luchtkanaal
- [4] teruglopen, terugkeren, stilstaan, stilliggen
- [5] paardrijkunst, manege, dressuur
1. lange smalle ruimte
in de wandelgangen vernomen hebben
|
4. beweging, snelheid
met een rotgang
|
6. het gaande zijn
aan de gang zijn
zijn gang gaan
|
7. (afgelegde) weg
de laatste gang
|
1. lange smalle ruimte
3. onderdeel van een maaltijd
- Het woord gang staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gang" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 1,2 "gang" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Afgeleid van het Nederlandse gang
gang
- gang; het gaande zijn
- gang
gang
gang
- accusatief onbepaald mannelijk enkelvoud van gangur
- [1],[3] Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- [1],[3] IPA: /gɑŋ/
- [2] Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- [2] IPA: /gɛŋ/
- gang
- [1] van het Nederlandse "gang:" lange, smalle doorloopruimte
- [2] van het Engelse "gang:" bende
gang
- «gang mobil»
- oprijlaan
- «gang mobil»
- «gang buntu»
- doodlopend steegje
- «gang buntu»
- [2.1] bende
- [2.2] vriendengroep, clubje
- «Saya bersama teman-teman gang pasti permainan.»
- Ik ga beslist met hetzelfde clubje naar de voorstelling.
- «Saya bersama teman-teman gang pasti permainan.»
- [3] in: gang asam (bepaald rundvleesgerecht)
- [2.2] segang
- [1.3] Gg
gang
- gang; lange, smalle doorloopruimte in een gebouw of ondergronds
- gang
- Afkomstig van het Oudnoordse werkwoord gangr
Naar frequentie | 122 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | gang | gangen | ganger | gangene |
genitief | gangs | gangens | gangers | gangenes |
gang
- gang (manier van gaan)
- «Jeg kjenner henne på gangen.»
- Ik herken haar aan haar gang.
- «Jeg kjenner henne på gangen.»
- gang, werking (begin van de gebeurtenissen)
- gang, loop (verloop van de gebeurtenissen)
- [1]: kappgang
- [1]: passgang
- [3]: handlingsgang
- [3]: saksgang
- [2]: sette noe i gang
iets in gang zetten / iets aanzwengelen
- [3]: alt går sin vante gang
alles gaat zijn gewone gang
- gang
- Afkomstig van het Oudnoordse werkwoord gangr
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | gang | gangen | gangar | gangane |
gang
- gang, stap (manier van gaan)
- gang, werking (begin van de gebeurtenissen)
- gang, loop (verloop van de gebeurtenissen)
- [1-3]: gonge
- [1]: gangglas
- [2]: setje klokka i gang
de klok in gang zetten
- Leenwoord uit het Engels
gang m
- bende; een georganiseerde groep misdadigers
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Leenwoord uit het Engels
gang m
- bende; een georganiseerde groep misdadigers
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- IPA: /gɛŋk/, /gaŋk/
- gang
- Leenwoord uit het Engels
- bende; een georganiseerde groep misdadigers
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | gang | gangy |
genitief | gangu | gangů |
datief | gangu | gangům |
accusatief | gang | gangy |
vocatief | gangu | gangy |
locatief | gangu | ganzích |
instrumentalis | gangem | gangy |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
gang
- gang; lange, smalle doorloopruimte in een gebouw of ondergronds