bombarderen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van bombarderen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | bombarderen | te bombarderen | ||||||||
toekomend | zullen bombarderen | te zullen bombarderen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben gebombardeerd | te hebben gebombardeerd | ||||||||
toekomend | gebombardeerd zullen hebben | gebombardeerd te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
bombarderend | gebombardeerd | ev. bombardeer |
mv. verouderd bombardeert |
bombardere | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | bombardeer | bombardeert | bombardeert | bombardeert | bombardeert | bombarderen | bombarderen | bombarderen | |||
verleden (o.v.t.) | bombardeerde | bombardeerde | bombardeerde | bombardeerde | bombardeerde | bombardeerden | bombardeerden | bombardeerden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal bombarderen | zult/zal bombarderen | zult/zal bombarderen | zult bombarderen | zal bombarderen | zullen bombarderen | zullen bombarderen | zullen bombarderen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou bombarderen | zou bombarderen | zou(dt) bombarderen | zoudt bombarderen | zou bombarderen | zouden bombarderen | zouden bombarderen | zouden bombarderen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb gebombardeerd | hebt gebombardeerd | hebt/heeft gebombardeerd | hebt gebombardeerd | heeft gebombardeerd | hebben gebombardeerd | hebben gebombardeerd | hebben gebombardeerd | |||
verleden (v.v.t.) | had gebombardeerd | had gebombardeerd | had gebombardeerd | hadt gebombardeerd | had gebombardeerd | hadden gebombardeerd | hadden gebombardeerd | hadden gebombardeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebombardeerd hebben | zal/zult gebombardeerd hebben | zult/zal gebombardeerd hebben | zult gebombardeerd hebben | zal gebombardeerd hebben | zullen gebombardeerd hebben | zullen gebombardeerd hebben | zullen gebombardeerd hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebombardeerd hebben | zou gebombardeerd hebben | zou/zoudt gebombardeerd hebben | zoudt gebombardeerd hebben | zou gebombardeerd hebben | zouden gebombardeerd hebben | zouden gebombardeerd hebben | zouden gebombardeerd hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm gebombardeerd worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt gebombardeerd | er is gebombardeerd | |||||||||
verleden | er werd gebombardeerd | er was gebombardeerd | |||||||||
toekomend | er zal gebombardeerd worden | er zal gebombardeerd zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou gebombardeerd worden | er zou gebombardeerd zijn | |||||||||
lijdende vorm gebombardeerd worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | gebombardeerd worden | gebombardeerd te worden | ||||||||
toekomend | gebombardeerd zullen worden | gebombardeerd te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | gebombardeerd zijn | gebombardeerd te zijn | ||||||||
toekomend | gebombardeerd zullen zijn | gebombardeerd te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word gebombardeerd | wordt gebombardeerd | wordt gebombardeerd | wordt gebombardeerd | wordt gebombardeerd | worden gebombardeerd | worden gebombardeerd | worden gebombardeerd | |||
verleden (o.v.t.) | werd gebombardeerd | werd gebombardeerd | werd gebombardeerd | werdt gebombardeerd | werd gebombardeerd | werden gebombardeerd | werden gebombardeerd | werden gebombardeerd | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal gebombardeerd worden | zult gebombardeerd worden | zult gebombardeerd worden | zult gebombardeerd worden | zal gebombardeerd worden | zullen gebombardeerd worden | zullen gebombardeerd worden | zullen gebombardeerd worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou gebombardeerd worden | zou gebombardeerd worden | zou/zoudt gebombardeerd worden | zoudt gebombardeerd worden | zou gebombardeerd worden | zouden gebombardeerd worden | zouden gebombardeerd worden | zouden gebombardeerd worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben gebombardeerd | bent gebombardeerd | bent/is gebombardeerd | zijt gebombardeerd | is gebombardeerd | zijn gebombardeerd | zijn gebombardeerd | zijn gebombardeerd | |||
verleden (v.v.t.) | was gebombardeerd | was gebombardeerd | was gebombardeerd | waart gebombardeerd | was gebombardeerd | waren gebombardeerd | waren gebombardeerd | waren gebombardeerd | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal gebombardeerd zijn | zult gebombardeerd zijn | zult gebombardeerd zijn | zult gebombardeerd zijn | zal gebombardeerd zijn | zullen gebombardeerd zijn | zullen gebombardeerd zijn | zullen gebombardeerd zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou gebombardeerd zijn | zou gebombardeerd zijn | zou/zoudt gebombardeerd zijn | zoudt gebombardeerd zijn | zou gebombardeerd zijn | zouden gebombardeerd zijn | zouden gebombardeerd zijn | zouden gebombardeerd zijn |