beukenboom
  • beu·ken·boom
enkelvoud meervoud
naamwoord beukenboom beukenbomen
verkleinwoord beukenboompje beukenboompjes

de beukenboomm

  1. (plantkunde) Fagus sylvatica   van nature in Europa voorkomende boom met een gladde bast
     Van één enkele beukenboom kan al 28 kilo aan bladeren vallen. Gemeenten en hobbytuiniers gebruiken de apparaten om het pak gevallen bladeren aan de kant te blazen en parken en grasvelden bladvrij te maken.[2]
     In een enkel geval leverde het zelfs winst op, bijvoorbeeld bij het homoniem boek. "Dat woord wordt in het Fries op twee manieren uitgesproken", vertelt Duijff. "Met een korte oe is het een boek dat je kunt lezen, met een lange oe is het een beukenboom. In woordbeeld zag je geen verschil, maar je moet het wel verschillend uitspreken. We gaan het nu ook verschillend schrijven, omdat beuk in het Nederlands geen oe heeft, schrijven wij bûk."[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Duits ministerie over bladblazers: ze zijn te vies, en dodelijk voor insecten” (Donderdag 14 november 2019, 17:02), NOS
  3.   Weblink bron
    Lambert Teuwissen
    “Spellingcheck in het Fries” (Zondag 12 oktober 2014, 10:58), NOS