Focco Bernardus Coninck Liefsting
Focco Bernardus Coninck Liefsting (Hellendoorn, 6 oktober 1827 – Den Haag, 17 november 1913) was een Nederlands rechtsgeleerde.
Focco Coninck Liefsting | ||
---|---|---|
Mr. F.B. Coninck Liefsting geschilderd door Willy Sluiter
| ||
Focco Bernardus Coninck Liefsting | ||
Geboren | 6 oktober 1827 (Hellendoorn) | |
Overleden | 17 november 1913 (Den Haag) | |
Nationaliteit | Nederlands | |
Alma mater | Universiteit Leiden | |
Partner | Johanna Juynboll | |
Religie | Nederlands-hervormd | |
Functies | ||
←1897–1908→ | President van de Hoge Raad der Nederlanden | |
←1878–1897→ | Vicepresident van de Hoge Raad der Nederlanden | |
←1871–1878→ | Raadsheer in de Hoge Raad der Nederlanden | |
1861–1871 | Rechter bij de Rechtbank Leiden | |
1856–1861 | Substituut-officier van justitie bij de Rechtbank Assen | |
Lijst van presidenten van de Hoge Raad der Nederlanden |
Hij werd geboren als zoon van de predikant Johannes Coninck Liefsting (1785-1858) en ging in 1845 rechten studeren aan de Leidsche hoogeschool waar hij in 1852 magna cum laude op stellingen promoveerde tot doctor in de beide rechten. Na vier jaar advocaat in Rotterdam te zijn geweest volgde eind 1856 zijn benoeming tot substituut officier van justitie te Assen. Daarna was Coninck Liefsting van 1861 tot 1871 rechter in de arrondissementsrechtbank in Leiden. In 1869 sloeg hij een aanbod af om in Amsterdam hoogleraar Romeins Recht te worden aan het Athenaeum Illustre (voorloper van de Universiteit van Amsterdam).
In juli 1871 werd hij benoemd tot raadsheer in de Hoge Raad. In 1878 werd hij vicepresident van dat rechtscollege en in 1897 president. Coninck Liefsting werd daarnaast in 1900 lid van het kort daarvoor opgerichte Permanent Hof van Arbitrage in Den Haag. Op eigen verzoek werd hij in oktober 1908 op bijna 81-jarige leeftijd ontslagen als president van de Hoge Raad; vijf jaar later overleed hij. In 1887-1888 en 1895-1896 was Coninck Liefsting voorzitter van de Nederlandse Juristen-Vereniging.
Bibliografie (onvolledig)
bewerken- Opmerkingen over het ontwerp van wet regelende de verantwoordelijkheid der hoofden van de Ministeriële Departementen, Hazenberg, Leiden, 1854
- De hervorming van het strafrecht, naar aanleiding der jongste fransche herziening, Den Haag, 1865
- De algemeene beginselen van het bezitrecht en de Nederlandsche bezitactiën, Steenhoff, Leiden, 1869
- Mémoire sur le principe: pas d'extradition pour les délits politiques, Belinfante, Den Haag, 1875
- Opmerkingen betreffende de bepalingen der Grondwet over de troonopvolging en hare beteekenis volgens den aard van dit recht, Nijhoff, Den Haag, 1887
- Algemeene beginselen van de leer der regtsgeldigheid van verbindtenissen uit overeenkomst, zooals zich die in het Romeinsche Regt gevormd en later in Europa ontwikkeld heeft, Belinfante, Den Haag, 1890
- De condictio triticaria en het stelsel der condictiën van het Romeinsche regt, Themis 8 (1861), p. 83–117, 457–86; De speciale condictiën, Condictiones incerti, en het stelsel der condictiën van het Romeinsche regt, Themis 12 (1865), p. 201–63, Themis 13 (1866), p. 711–764m; Algemeen overzicht van de onderscheiden condictiën. Bestrijding van het gevoelen, dat aan de verschillende condictiones incerti één algemeen leidend beginsel tot grondslag zou hebben gelegen. Historische verklaring voor haar bestaan, Themis 32 (1871), p. 73–101.
Voorganger: J.G. Kist |
President van de Hoge Raad der Nederlanden 1897 - 1908 |
Opvolger: A.P.Th. Eyssell |