Dutch

edit

Etymology

edit

From gezegd.

Pronunciation

edit
  • IPA(key): /ɣəˈzɛx.də/
  • Audio:(file)
  • Hyphenation: ge‧zeg‧de
  • Rhymes: -ɛxdə

Participle

edit

gezegde

  1. inflection of gezegd:
    1. masculine/feminine singular attributive
    2. definite neuter singular attributive
    3. plural attributive

Noun

edit

gezegde n (plural gezegden or gezegdes, diminutive gezegdetje n)

  1. saying, proverb
    Een oud gezegde luidt: "Wie goed doet, goed ontmoet."
    An old saying goes: "Do good, and good will come to you."
    Het gezegde "De appel valt niet ver van de boom" betekent dat kinderen vaak op hun ouders lijken.
    The proverb "The apple doesn't fall far from the tree" means that children often resemble their parents.
    Het gezegde "Haastige spoed is zelden goed" waarschuwt dat overhaast handelen meestal niet goed uitpakt.
    The saying "Haste makes waste" warns that acting too hastily usually doesn't end well.
  2. (grammar) predicate
    In deze grammaticale context fungeert "te zijn" als het gezegde van de zin.
    In this grammatical context, "te zijn" functions as the predicate of the sentence.

Usage notes

edit

Schools nowadays teach a simplified Dutch syntax, in which gezegde does not merely refer to the predicate, but to essentially everything that is not either subject or the conjugated verb.