gezegde
Dutch
editEtymology
editFrom gezegd.
Pronunciation
editParticiple
editgezegde
- inflection of gezegd:
Noun
editgezegde n (plural gezegden or gezegdes, diminutive gezegdetje n)
- saying, proverb
- Een oud gezegde luidt: "Wie goed doet, goed ontmoet."
- An old saying goes: "Do good, and good will come to you."
- Het gezegde "De appel valt niet ver van de boom" betekent dat kinderen vaak op hun ouders lijken.
- The proverb "The apple doesn't fall far from the tree" means that children often resemble their parents.
- Het gezegde "Haastige spoed is zelden goed" waarschuwt dat overhaast handelen meestal niet goed uitpakt.
- The saying "Haste makes waste" warns that acting too hastily usually doesn't end well.
- (grammar) predicate
- In deze grammaticale context fungeert "te zijn" als het gezegde van de zin.
- In this grammatical context, "te zijn" functions as the predicate of the sentence.
Usage notes
editSchools nowadays teach a simplified Dutch syntax, in which gezegde does not merely refer to the predicate, but to essentially everything that is not either subject or the conjugated verb.